maandag 22 januari 2018

Vossenjacht

Wat een vreemde trip is het leven de afgelopen maanden geweest. In oktober tintelingen in mijn vingers en nachtelijke spierschokken op de momenten tussen slapen en waken in. Slapeloosheid zoals ik nog nooit meegemaakt had. Een kloppende priem vanaf de kruin van mijn hoofd tot aan het punt tussen mijn ogen. Nog meer slapeloosheid en een totaal onvermogen me ergens op te concentreren of prikkels te verdragen. En iedere keer als het weer wat beter ging een tegenslag. Eerst een middeltje van de huisarts om iets beter te slapen. Helaas werd ik daar ontzettend somber van: welkom terug slapeloosheid. Vervolgens een bedrijfsarts die met zijn hautain autoritaire houding volledig in mijn allergie zat en met psychiatrische diagnoses begon te strooien omdat ik niet volgens zijn protocol beter werd. Mijn klacht werd als terecht beoordeeld. Jammer dat ik in de twee weken tussen klacht en oordeel ondervond waar de uitdrukking 'stijf van de stress staan' vandaan komt. De spieren in mijn benen stonden letterlijk stijf van stresshormonen. Wederom een terugval in slapeloosheid. 'Waarom maak je je zo druk om die bedrijfsarts?', zei iemand. Het eigenaardige besef dat ik me inderdaad veel te druk maakte, maar dat ik eenvoudigweg niet anders kon. De situatie was als een sloopkogel door relativeringsvermogen, positieve gedachten en aandachtig in het hier en nu zijn gegaan. Een verstand dat overuren draait om uit te denken waar het mis is gelopen en hoe het verder moet, terwijl ik me tegelijkertijd bewust was van de destructieve werking van al dat denken op mijn herstel. Duizend verhalen om te verklaren wat er gebeurt en niet één is er echt waar.

Op een van de vele dieptepunten een wandeling in de besneeuwde uiterwaarden, waar ik verderop een groepje mannen zag staan. Ze stonden lachend bij elkaar; een schonk de anderen koffie in uit een thermosfles. Een labrador kwispelde opgewonden aan de lijn. Iets dichterbij zag ik dat een van de mannen een open geknikt jachtgeweer onder de arm had. Op de sneeuw lagen keurig op een rij vier doden vossen. Waterige knikkers van ogen die op barsten leken te staan. De tongen blauw uit de bekken, de vachten morsig en besmeurd met bloed. Sporen van rode druppels op de sneeuw die allen naar het rijtje dode vossen leidden, waar ze van druppels in grote vlekken veranderden.
De mannen stonden eromheen alsof ze op een gezellig uitje waren, misschien een dagje dierentuin met een extraatje schiettent. Het beeld raakte me tot in het diepst van mijn lijf. Ik was het halfuur erna druk met tegen mezelf zeggen dat het vast om de wildstand ging, dat vossen ook een plaag konden worden en dat die mannen gewoon hun werk deden. Hoeveel kippen en ganzen zouden die beesten anders nog doodbijten? Mijn hoofd begreep het, maar mijn gevoel kon niets met deze relativeringen. Wanneer ik aan het beeld denk, voel ik nog steeds verdriet en verslagenheid om alles dat lijdt en sterft in deze wereld.

Vier dode vossen op een rij op een dieptepunt in mijn leven. Maar vandaag zag ik een levende vos op nog geen drie meter afstand. Hij schoot achter me langs toen ik voorbijliep, rond elf uur 's ochtends, en rende enkele prachtige momenten over een akker richting de bosrand. De hond gaf zijn achtervolging al vlug op en kwam weer bij me. Zo'n situatie die voorbij is voor je er erg in hebt en waarvan je pas seconden later begrijpt dat het bijzonder was. Is dit de eerste van de levende vossen, dacht ik vervolgens. Zou ik er vier nodig hebben voor een volledig herstel? Belachelijk natuurlijk. Bovennatuurlijke betekenisgeving, absurde patroonherkenning door een overactieve geest.
Maar waarom niet, denk ik terwijl ik dit schrijf. Ik heb zoveel verhalen gesponnen om te verklaren wat me overkomen is en geen ervan heeft me geholpen. Waarom niet uitkijken naar levende vossen? Het brengt me allicht meer dan het eindeloos vermalen van het verleden. Het geeft wat vorm aan het gat dat 'toekomst' heet.

Nog drie te gaan. Ik trek mijn wandelschoenen maar weer aan.

donderdag 14 september 2017

Beeldvorming

Wat is het beeld dat mensen van mindfulness hebben? En klopt dat beeld wel? Op die vragen kwam ik toen voor een presentatie wat plaatjes zocht en 'mindfulness' intikte op Google Afbeeldingen. Wat me opviel was de veelheid aan foto's van mensen die al mediterend of in een yoga-pose aan het strand bij een prachtige zonsondergang zijn, of in een ander overweldigend mooi landschap zitten en zich helemaal zen lijken te voelen. Ik plakte een paar van die plaatjes in mijn presentatie en legde `s avonds mijn collega's uit dat dit ironisch was bedoeld. Mindfulness kent geen noodzaak tot adembenemende panorama's. Ieder moment is even geschikt. Toch zijn het dit soort foto's die opkomen bij de zoekopdracht. Zegt dat iets over het heersend beeld dat mensen van mindfulness hebben? Ik hoop van niet, maar ik vrees van wel.


Hoe zou je als trainer en beoefenaar zo'n beeld kunnen veranderen? Ik vermoed dat mensen die een training gevolgd hebben het al heel wat minder serieus nemen. Maar de meeste mensen hebben zo'n training niet gevolgd. Daarbij komt dat mindfulness zich in mijn beleving in een vreemde spagaat bevindt. Met één been in de hulpverlening en steeds meer onderbouwd door onderzoek. Met het  andere been meer in het gebied van lifestyle, het gebied van luchtige artikelen in magazines, foto's van die prachtige vergezichten en uitspraken als 'Even helemaal tot rust komen'. Nu is er niets mis met helemaal tot rust komen, maar in mijn beoefening drukt mindfulness me vooral met de neus op de feiten: dat ik niet rustig ben. Dat ik in een wolk van gedachten over werk en andere verplichtingen ronddwaal. Dat ik dacht dat het wel goed ging, maar er toch weer stress door mijn lijf sluipt. Dat ik dat eigenlijk niet kan maken, als mindfulnesstrainer. En dat dat is hoe het nu met me gaat, dat die optelsom van gedachten en gevoelens het moment bepaalt. Zwaar irritant en in dezelfde adem: accepteer het maar. Die stralende zonsondergang is verder weg dan ooit. Hier zit je, op je slaapkamer waar nodig moet worden gestofzuigd. Waar de tassen van de vakantie nog steeds niet opgeruimd zijn - al weken niet. Waar ik al een jaar het peertje van de lamp moet vervangen. Waar het winterdekbed over de reling hangt en het de moeite van het opruimen niet meer waard is, zo dichtbij zijn we alweer bij de volgende winter. De realiteit waarin ik dagelijks mediteer.

Misschien dat het enige wat ik kan doen om de beeldvorming rondom mindfulness te veranderen - of er in ieder geval een perspectief bij te voegen - het plaatsen van een foto van mijn eigen, imperfecte meditatieplekje is.







donderdag 24 augustus 2017

Platform voor Objectieve Waarheid

Soms word ik wakker  's nachts en begin ik te denken. Gedachten die door het grenzeloze dromen dat ik een moment eerder nog deed ook vrij lijken te zijn. Vrij van de barrières die mijn hersenen overdag voortdurend opwerpen. Ze kunnen gewoon stromen zoals ze willen stromen, of ze nu krankzinnig of origineel zijn. Niemand in mijn hoofd doet pogingen de stroom bij te sturen of in te dammen. De realiteit heeft niets te zeggen.

Een paar nachten geleden heb ik een poosje in zo'n staat nagedacht over de noodzaak tot 'echte waarheid'. Op zich al een eigenaardig begrip. Je zou zeggen dat waarheid altijd echt is. Maar op het moment zijn er genoeg voorbeelden in de media te vinden van zaken die als 'waar' worden gebracht en die elders weer bevochten worden. Denk aan Trump met zijn 'fake-media' campagne. Denk aan klimaatverandering. Denk aan al die wetenschappelijke onderzoeken die worden gepresenteerd als 'zo zit het dus' en die korte tijd later door een ander onderzoek weerlegd worden. Wetenschappelijke kennis is ook niet altijd 'echte waarheid'. Het beperkt zich tot de onderzoeksmethoden die gebruikt zijn en is slechts waar tot het volgende onderzoek het weerlegt. Voor de gewone burger een ingewikkelde zaak.

In de nacht gingen deze zaken door mijn hoofd en bedacht ik een 'Platform voor Objectieve Waarheid'. Het zou een instantie moeten zijn die ons, de gewone burger, vertelt wat we voor waar aan moeten nemen. Simpel gebracht, in hapklare brokken, zonder die voortdurende strijd tussen media die alles vanuit het eigen perspectief bekijken en daarmee slechts verwarring zaaien. Gewoon wat waar is, wat écht waar is. Een beetje zoals het Vaticaan nu en de afgelopen eeuwen de katholieken heeft verteld wat ze moeten geloven, wat zondig en niet zondig is en hoe ze moeten leven. Zodat je zelf niet hoeft te verzuipen in al die tegenstrijdigheden. Op de een of andere manier leek dit in de nacht een fantastisch idee. 'Vrees niet langer, moslims, christenen en atheïsten, VVD-ers en Groenlinksers, veganisten en Paleo-adepten, dankzij het Platform voor Objectieve Waarheid weet nu iedereen hoe het zit.' Makkelijk zat zou je zeggen. Het moge duidelijk zijn dat ik niet volledig helder was op dat moment.

Toch valt er wel iets te zeggen voor dit onrealistische en wellicht zelfs gevaarlijke idee. Want de wereld waarin we nu leven, worstelt met waarheid. Er zijn meer als waarheid verpakte meningen te vinden dan ooit en grote waarheidssystemen - zoals de Islam - botsen frontaal op het Westerse denken, dat ondanks zijn omhelzing van de wetenschap toch ook niet precies weet hoe het zit. Want die wetenschap, tja... hoe moeten wie die dan weer interpreteren? In vroegere tijden hadden we tenminste gewoon die paar geloofssystemen die botsten. Daarmee vergeleken lijkt het Westerse denken een clusterbom van meningen en overtuigingen die voortdurend aan verandering onderhevig zijn.

Misschien dat er een dezer dagen een AI opstaat - 'ontwaakt' is misschien een beter woord - en ons de weg gaat wijzen. Een Platform voor Objectieve Waarheid dat met zijn oneindige intelligentie over ons regeert als een herder over zijn kudde. Het was die gedachte waarmee ik afsloot en de grens weer overstak naar dromenland.

donderdag 20 juli 2017

Hardcore

Van mijn zeventiende tot grofweg mijn drieëntwintigste levensjaar geloofde ik ergens in. Het was geen religie, maar het kwam dichtbij. De naam van mijn geloof was 'hardcore' - niet te verwarren met de gelijknamige stroming in de housemuziek. Hardcore was en is nog steeds een combinatie van stevige punk en idealen. Het kwam op aan het begin van de jaren tachtig als reactie op de commercialisering van punk. Hardcore punk dus, of gewoon hardcore.

Wanneer ik terugdenk aan die tijd, komt direct de gedachte boven: 'Hoe had ik het overleefd zonder hardcore?' Ik herinner me de momenten nog dat ik 'Live In A World Full Of Hate' van Sick Of It All harder zette dan goed voor mijn oren was, dat het luisteren naar die plaat als ademhalen voelde. Een tijdlang was het de enige muziek die aansloot bij mijn gevoel. Een verbinding met mensen die op dezelfde brute wijze waren ontwaakt in volwassenheid en om zich heen waren gaan kijken. Een krankzinnige wereld met mensen die braaf in de pas liepen, die zich door werk en verplichtingen in hadden laten snoeren, die waren vergeten wat echt belangrijk was en er niet om leken te malen dat de werkelijkheid een grote teringbende was. Het besef dat er een enorme hoeveelheid lijden in de wereld is en de meeste mensen daar gewoon aan meewerken. 'Just Look Around' - de titel van de song zegt genoeg. Wanneer ik het gevoel had dat de realiteit te zwaar was om te dragen, luisterde ik naar hardcore. Want daar was iedereen net zo boos als ik. En niet alleen dat. Daar was er ruimte voor verandering.

Waarom ben ik dan toch mijn geloof verloren destijds? Want zoals ik al schreef: ik heb geen idee hoe ik het overleefd had zonder. Zelfs nu als ik me een alternatief levenspad voor probeer te stellen, is het veranderen van mijn hardcore-tijd een onmogelijkheid. Ondenkbaar. Hardcore is in me neergedaald en tot in het fundament doorgedrongen. Het is altijd aanwezig gebleven, ook al luisterde ik nauwelijks meer naar de muziek, ging ik niet meer naar shows, droeg ik geen bandshirts meer en had ik mijn piercings uitgedaan. Wat een vreemde tegenstrijdigheid voor iets waarvan je beweert er niet meer in te geloven.

Het punt is dat hardcore geen vaststaande set waarden is. Het ging over onafhankelijkheid, je eigen pad volgen, idealisme en vrijheid. Toch dacht iedere band weer net anders over die zaken. En voor iedere hardcore adept betekende hardcore weer net iets anders. Logisch op zich. Zo gaat het bij een religie ook. Maar na een tijdje binnen de hardcorescene rondgewandeld te hebben, bleek dat zowel bands aan de linker- als de rechterkant van het politieke spectrum zich 'hardcore' noemden. Dat binnen de hardcorescene er subscenes waren die neerkeken op de andere subscenes binnen het geheel. Zelfs de band die hardcore bij me geïntroduceerd had - Sick Of It All - werd met de nek aangekeken door anderen, vanwege het feit dat de bandleden kunnen leven van hun muziek. In dit diffuse landschap van ideeën begon ik te twijfelen aan wat hardcore was. Of er in de kern van hardcore wel iets zat wat we allemaal gemeen hadden. Hoe harder ik zocht, des te meer twijfel er kwam. Er waren gewoon teveel tegenstrijdigheden. En op een gegeven moment kon ik niet meer geloven in iets dat niets meer leek te betekenen.

Ik ben nu zesendertig en ben de laatste tijd weer meer naar hardcore gaan luisteren. Ik heb een roman geschreven over een man die naar een eeuwige waarheid zoekt en alleen een lege wereld vindt. Ik weet inmiddels dat die waarheid zowel binnen als buiten hardcore niet te vinden is. Het enige dat ik over heb zijn mijn eigen waarden. Ze komen nog steeds overeen met de dingen die ik destijds in hardcore vond: verzet, idealisme, je eigen pad volgen. Leven volgens je waarden, volgens de dingen die jij belangrijk vindt in plaats van wat je opgelegd wordt. Op de een of andere manier is door het staken van die zoektocht naar iets dat vaststaat er weer ruimte voor hardcore gekomen. Ik mag het opnieuw gaaf vinden. De kern is niet langer leeg. Hij wordt gevuld door mij, door de input die ik eraan geef.

In feite ben ik zelf de kern van hardcore. Het is een eigenaardige gewaarwording.



Een paar van de bands uit het hardcore-landschap waar ik destijds en nu opnieuw naar luister:


Snapcase - Caboose



Kill Your Idols - Can't Take It Away (live)



Sick Of It All - The Road Less Traveled





donderdag 6 juli 2017

Diffusie en Metal

In de cursus ACT - Acceptance Commitment Therapy - die ik op het moment volg, leren we de waarde van diffusie. In feite is diffusie het loskoppelen van een woord met de betekenis die er voor iemand aan dat woord kleeft. Heb je bijvoorbeeld de overtuiging 'ik heb een angststoornis (een constructie van woorden) en hangt daar een heel web van overtuigingen aan vast - ik heb een angststoornis, dus ik kan niet werken/genieten/een relatie beginnen/etcetera - dan loont het de moeite om dat web te ontmantelen en te beginnen met die ene overtuiging. Woorden zijn tenslotte maar woorden. Luchtkastelen waarvan je meent dat ze iets zeggen over de realiteit, maar die razendsnel een eigen leven in je hoofd kunnen gaan leiden en je tot verlammende conclusies kunnen brengen. Er zijn verschillende technieken om de zwaarte van zo'n overtuiging af te breken tot het enkel nog loze woorden zijn, maar daar gaat dit bericht niet over. Dit bericht gaat naast diffusie, over metal.

Ik hoor u denken: 'Metal, die nare, zwartgallige muziek?' Die dus ja. En dan niet Heavy Metal à la Iron Maiden, want eerlijk gezegd is dat toch echt wel een beetje voor ouwe lullen geworden. Gewoon allesvernietigende, zwartgallige, oernihilistische extreme metal. Black Metal die klinkt alsof alle poorten van de hel tegelijkertijd opengetrokken worden. Death Metal die je doet geloven dat je middenin in precisiebombardement terecht bent gekomen. Doom Metal die je langzaam murw beukt met trage, doch vernietigende dreunen en je enkel desolate landschappen van vergankelijkheid laat zien. Muziek die qua thematiek over niets anders kan gaan dan dood, verderf en zinloosheid en klinkt naar wat zij uitdraagt. Het overgrote deel van mijn afspeellijsten op spotify bestaat uit zulk soort metal. Een dag niet naar metal geluisterd, is een dag niet geleefd.

Hoewel de meeste mensen metal als herrie en geschreeuw ervaren en er (volgens wetenschappelijk onderzoek) gevoelens van angst en depressie van krijgen, word ik blij van metal. Eigenaardig eigenlijk, aangezien metal in feite één en al negativiteit en ellende is. Toch is het juist die ellende waardoor ik mij aangetrokken voel tot metal (zo beschouw ik het genre 'Power Metal' eigenlijk niet als echte metal: veel te vrolijk). Naast mijzelf heb ik sterk de indruk dat andere methalheads ook tot die ellende zijn aangetrokken. Wanneer in de recensie van een album wordt geschreven dat 'de zanger buldert als een hese dictator, de gitaren gure en niets ontziende riffs spelen die als een ijzige wind door je ziel snijden' en 'de drummer het artillerievuur van een heel regiment onder de muziek legt', dan denkt de gemiddelde metalhead: 'Die plaat moet ik checken!' Wanneer er dan ook nog eens sprake is van technisch goed in elkaar gestoken nummers of er een vervreemding in de muziek waardoor het lijkt of het uit een andere, zwarte dimensie klinkt, ben ik tevreden. Weer een plaat vol dood, verderf en ellende waar ik me aan op kan trekken.

Dus, terug naar die diffusie. Terwijl ik bij mijn cursus zat, vroeg ik me af of er ook zoiets bestaat als omgekeerde diffusie. Fusie dus, maar dan niet de fusie van de overtuiging 'ik heb een angststoornis' met een knoop in je maag en een web van beperkingen in je hoofd. Ik bedoel een positieve, zingevende fusie van typische metalthema's als 'dood', 'zinloosheid' en 'nihilisme', een typische metalsound die die waanzin omhelst en mijn eigen, positieve emoties wanneer ik naar metal luister. Want reken maar dat de genoemde thema's die metal behandelt ook thema's in mijn eigen leven zijn. Het zinloze bestaan, de onvermijdelijkheid van pijn, lijden en de dood; het is een dagelijkse worsteling. Alleen het woord 'dood' kan al een web van sombere gedachten oproepen. Ik zou naar popmuziek kunnen luisteren om al die zinloosheid wat te verbloemen, maar eerlijk gezegd is dat nou juist de muziek waar ík gevoelens van angst en depressie van krijg. Geef mij maar metal, dat windt er tenminste geen doekjes om. Dat duwt voortdurend de dood onder mijn neus, tot ik hem niet meer kan negeren of weg kan denken. Omhels die chaos en omhels die pijn, tot je rust in het gebulder en vrede met dit lege leven vindt.


Enkele voorbeelden als muzikale omlijsting van mijn betoog:

Cattle Decapitation - Your Disposal (Death Metal van het album 'Monolith of Inhumanity')



Anaal Nathrakh - More Fire Than Blood (Black Metal van het album 'In the Constellation of the Black Widow')



My Dying Bride - Feel the Misery (Doom Metal van het album 'Feel the Misery')



vrijdag 31 maart 2017

Wind

Er raast een storm in mijn hoofd en ik ben niet bij machte hem te doen kalmeren. Ik moet het maar opschrijven dan. Hopen dat het van mijn hoofd naar het papier waait en ik weer rustige gedachten kan denken.

Subjectiviteit. Daar staat het. Een probleem waar ik al tijden over nadenk. Ik ben vastgekluisterd aan mezelf en zal dat voor altijd zijn. Mijn blik beperkt zich tot dat wat ik met deze ogen kan zien, met dit lijf kan ervaren en met deze hersens kan denken. Meer gaat het nooit worden. Ik kan de werkelijkheid alleen maar tot me nemen met mezelf; een instrument dat een constante ruis lijkt te veroorzaken. De waarheid ligt achter mijn ervaringen verscholen, altijd erachter.

Wat heeft het voor zin om te leven als je dat altijd met een verhaal moet doen? Een verhaal waarvan je weet dat het niet waar is, dat het slechts jóuw verhaal is. Een verhaal dat constant verandert, dat met je opkomt en weer met je ondergaat. De waarheid ligt eronder. Je mag het een religie noemen. Een systeem zoals het kapitalisme of het communisme. De overtuiging dat ik zelf mijn eigen keuzes maak en een vrije wil heb. Mijn geschiedenis zoals ik die aan mezelf vertel. Het zijn verhalen. Almaar verhalen die mijn subject nodig heeft om met deze werkelijkheid om te gaan. Is er een absoluut verhaal? Een verhaal dat alle andere overbodig maakt, dat wáár is? Natuurlijk niet.

Zelfs als er een verhaal is dat voor alle mensen geldt - zoals sommigen het Christendom, de Islam of het Humanisme zien - wat is het dan nog waard als er geen mensen meer zijn? Het bestaat alleen zolang wij bestaan. En dat terwijl het mijn overtuiging is dat de mens zijn langste tijd gehad heeft en het slechts een kwestie van eeuwen is voordat we verdwenen zijn. Hetzij door een ramp, hetzij doordat we een nieuwe soort worden. Stel je voor dat je nu in gesprek zou gaan met iemand uit de middeleeuwen. Iemand die goed en kwaad als absolute waarden ziet, die denkt dat de wereld volgens een door God geschapen orde draait - of stil ligt. Aangezien jullie beiden onder invloed zijn van andere memen, zal het een ingewikkeld gesprek worden. Stel je dan nu eens voor dat je in gesprek gaat met een toekomstige aardbewoner. Iemand uit laten we zeggen 2500. Iemand met wie je niet alleen de memen niet deelt, maar door de opkomst van genetische manipulatie en het versmelten van de mens met technologie ook nog eens de genen niet deelt. Iemand die wellicht hyperintelligent is of een zeer uitgebreid werkgeheugen heeft. Hoe zou je dat gesprek moeten voeren? Zou het niet vooral een bevestiging zijn dat de normen en waarden die je nu hebt tijdelijk zijn, dat het verhaal waarin je nu gelooft een illusie is? Natuurlijk zou het dat zijn. De menselijke maat waarlangs ik dat wat van waarde is kan meten houdt op als de mens ophoudt. Maar wat is die maat dan op dit moment waard? Wat maakt het uit dat ik dit stukje schrijf, of ik er lof of hoon voor oogst, of het me een goed of een neutraal gevoel geeft? Heeft het universum ook een meetlat waarmee het de mens de maat meet? Of is het universum gestript van verhalen een kale plek waar alles komt en gaat en niets blijft?

Het subject dus. Dat ding waar ik in zit of dat ding wat ik ben en waar ik nooit aan kan ontsnappen. Het lijdt. Het lijdt onder al deze gedachten die continu door mijn hoofd gaan als ik op straat loop, in de supermarkt sta of in bed lig en eigenlijk moet slapen. Is er een uitweg, vraag ik me af. Is er een manier om te ontsnappen aan het subjectieve, misschien niet voor mij dan wel voor anderen? Misschien is die er wel. Tenslotte zou het in de toekomst mogelijk moeten zijn het subject - althans ten dele - op te heffen. Stel je voor - en doe je best want het is lastig - dat er straks kunstmatige intelligentie bestaat, vanaf nu AI genoemd. AI die wellicht al snel intelligenter dan de mens zal zijn. Meestal wordt het in films voorgesteld als een intelligente robot, een mensachtig wezen van technologie. Of een ruimteschip dat een bewustzijn heeft en met de kapitein discussieert over de te volgen koers. Maar waarom zouden we zo kinderachtig zijn om die AI in robots te stoppen en ze rond te laten lopen als mensen? Dat is hetzelfde als je barbiepop aankleden en doen alsof het een echt mens is. Waarom nieuwe subjecten creëren? Tenslotte hebben we al een uitvinding gedaan waarmee we data kunnen verzenden - het internet. Het zou eenvoudig moeten zijn om alle AI aan elkaar te koppelen en zo een subjectloze soort maken. Het enige wat er nodig is, zijn heel veel netwerkkabels.

Blijft over: de mens. Wat te doen met dat zooitje hopeloze subjecten dat verhalen nodig heeft om te kunnen leven en zin aan het bestaan te geven? Verhalen die opkomen en weer ondergaan en nooit iets eeuwigs hebben. Wat kan die goddelijke AI voor ons doen? Ons uit barmhartigheid wegvagen vanwege ons onvermogen uit onze subjectieve bestaansvorm te klimmen? Ons een verhaal geven dat we met ons mensenverstand nooit 'gekraakt' krijgen, waar we altijd mee vooruit kunnen - een 'infinite loop' wellicht? Of misschien ons opnemen in dat wat zij zijn, ons in hun objectiviteit laten delen? Het laatste zou ooit mogelijk moeten worden. Maar dan nog: de AI is ook maar tijdelijk, of zou hij het universum kunnen overleven?

Gedachten, al die gedachten. En geen mens die me kan volgen lijkt het. Het is in ieder geval iets rustiger nu, hoewel de wind bij lange na nog niet is gaan liggen.

dinsdag 22 november 2016

Kruisjes

'Ben jij gelovig?'

Het werd een paar keer aan me gevraagd de laatste tijd. Iedere keer als ik als hulpverlener bij een gezin op de bank zat.

'Nee, ik ben niet gelovig', heb ik iedere keer als antwoord gegeven.


Een antwoord dat niet helemaal eerlijk voelde, maar wat had ik dan moeten zeggen? Ben ik gelovig? Ik geloof het niet. Maar 'nee' op die vraag antwoorden voelt alsof ik alles van tafel schuif. Ben ik dan automatisch ongelovig, of niet religieus? Nou ja... Ik houd ervan om hard te lopen door de regen, tussendoor in de Rijn te springen en mijn hele lijf te voelen prikken door de kou. Het maakt dat ik me levend voel en meer één met dat wat om me heen is. De rivier, de bomen, de elementen. Misschien is het de god van Spinoza waar ik dan contact mee heb. Ik geloof niet in een leven na de dood, maar ik geloof wel dat er nooit iets verandert in de totale energie waaruit alles bestaat. Die gigantische batterij die de werkelijkheid is raakt niet leger als ik sterf. Hij verandert een beetje. Dat waar ik van gemaakt ben vervalt en de energie die ik was wordt nu de energie van andere wezens, andere dingen. En soms als ik aan het klimmen ben, vergeet ik mezelf en word ik helemaal mijn lichaam. Een meditatieve staat waarin ik die moeilijke route kan nemen.

Misschien dat het meer spiritualiteit dan religie heet, maar wat is religie? De ergste uitwassen kan ik niet anders dan als gemuteerde memen beschouwen, ideeën die tot dogma's zijn geworden en nu voor onverdraagzaamheid, misbruik en oorlog zorgen. Spirituele leiders zijn nooit heilig. Het zijn mensen die je kunnen inspireren, maar die ook de fout in kunnen gaan. Je kunt hun woorden tot je nemen, of alleen dat deel dat je bevalt. Degene die ik het meest serieus neem, vertellen me dat ik mijn eigen weg moet vinden.

Blijkbaar geloof ik dat ik alleen een persoonlijk pad kan volgen. Maar om dat uit te leggen als antwoord op die vraag... Wat me verwondert is dat het voor sommige mensen zo eenvoudig is.

'Ben je gelovig?'

Een kruisje bij 'ja' of een kruisje bij 'nee'.